Balansverstoring


Toen de oude Sensei  tijdens  een winterdag op zijn waranda van zijn huis zat, keek hij naar zijn tuin. In de tuin stonden kersenbomen en wilgen. Het sneeuwde.

De sneeuw viel met grote vlokken op de aarde en bleef hangen op de takken van de bomen. De sneeuwlaag op de takken werd steeds dikker en zwaarder; de takken kreunden onder het gewicht. De takken van de kersenboom konden het gewicht van de sneeuw niet meer dragen en braken onder luid gekraak af. De wilgentakken echter, die dunner en buigzamer waren dan de takken van de kersenboom, bogen onder het gewicht van de sneeuw naar beneden. De sneeuw verloor de greep op de takken en gleed er af. De wilgentakken, verlost van de sneeuwmassa veerden in hun oorspronke-lijke stand terug.

 

De oude Sensei begreep nu, waarom zijn in principe goede vechttechnieken niet werkten. Hij paste het begrip “meegaan in de beweging” niet toe. Zijn technieken braken onder de kracht van de aanval van de tegenstander, die hij met kracht trachtte te pareren. Door mee te gaan in de richting van de  aanval  van de tegenstander, en deze tijdens zijn aanval uit balans te brengen, zou hij de buigzaam-heid van de wilgentakken bij zijn technieken kunnen toepassen.

 

Dit is zoals het verhaal van Jigoro Kano wordt verteld aan leerlingen, die Judo, of in ons geval Ju Jitsu/Tai Jitsu beoefenen.

 

Bij het verstoren van de balans van de aanvaller ( Uke) dient men in het oog te houden, dat niet de grootste kracht uitgaat van de arm- of beenbewegingen, maar vanuit de onderbuik. Maar ook de polsen spelen een belangrijke rol in de balansverstoring. De armen dienen  ontspannen te zijn; men pakt op de gebruikelijke manier Uke vast, hierbij de ellebogen naar buiten draaiend in opwaartse richting zonder de schouders op te trekken. Soepele hand -of polsbewegingen en meedraaiende bewegingen van het lichaam (Tai Sabaki) zijn voldoende om Uke op zijn tenen of op zijn hielen te verplaatsen. Het liefst op de tenen en hiel van één voet.

 

Indien dat is gelukt, is de moeilijkste handeling voorafgaande aan de worp uitgevoerd.

 

De acht verschillende methoden van balansverstoring zijn:

1.       In voorwaartse richting

2.       In achterwaartse richting

3.       Naar links

4.       Naar rechts

5.       In schuin-rechtse voorwaartse richting

6.       In schuin-linkse voorwaartse richting

7.       In schuin-rechtse acherwaartse richting

8.       In schuin-linkse achterwaartse richting

 

 

In een traditionele kata (Nage No Kata), waarin de balansverstoring en de daarop volgende techniek aanschouwelijk wordt gemaakt, wordt ons dit aan de hand van een aantal oefeningen duidelijk. Twee opponenten staan tegenover elkaar. Uke (de aanvaller) doet, om de afstand naar Tori (verdediger) te overbruggen een stap naar Tori toe. Uke verlaat zijn neutrale houding en neemt de rechts- of linksvoorstaande houding aan. Tori pakt Uke vast aan de mouw en revers en trekt Uke tijdens de ingezette beweging uit balans.

 

Als Uke geen aanval/beweging in de richting van Tori zou inzetten is het voor laatstgenoemde moeilijk, of bijna ondoenlijk, om Uke uit balans te brengen en gelijktijdig een techniek in te zetten. Een persoon van 80/90 kg is door een persoon van 50/60 kg niet zonder het gebruik van aanzienlijke kracht in beweging te brengen, laat staan uit balans. Volgens de weg van de dynamica is het makkelijker een bewegend voorwerp of lichaam uit balans te brengen  resp. in beweging te houden, dan een stilstaand  voorwerp of lichaam.

 

Wanneer de balansverstoring niet goed is, zal ook de inleiding tot een worp geen effect hebben en de worp zal mislukken. Bovendien loopt men de kans zelf in een ongunstige positie te komen, die Uke in staat stelt het initiatief over te nemen. Het is dus van het grootste belang dat men Uke in de gewenste houding brengt; gebruik maakt van het moment waarop deze uit balans is geraakt en de worp inzet.

 

De verschillende houdingen die men aanneemt veranderen natuurlijk in overeenstemming met de beoogde worp en hangen ook af van de grootte en kracht van de tegenstander. Het kan soms nodig zijn om de eigen balans op te geven tijdens een worp; deze balansverstoring wordt direct na de worp hersteld.

 

Dit ziet men onder meer bij Judo-wedstrijden. Als een van de Judokas geen actie onderneemt en daardoor het “spel”niet meespeelt, wordt aan de voorwaarde actie/reactie niet voldaan om een goede techniek te kunnen uitvoeren. In het Judo dienen beiden hun aandeel in het “spel” te leveren.

 

Bij de vechtkunst Ju JItsuTai Jitsu is het in feite niet anders. Alleen is het in dit geval geen spel. Tori anticipeert op de aanval van Uke, waardoor Tori na de balans van Uke te hebben verstoord deze kan werpen. Als Uke geen actie onderneemt  hoeft Tori niets te doen.  Er komt geen aanval. Uke is degene die zijn positie moet opgeven c.q. actie/aanval inzet, waarna Tori kan counteren. Het vanuit stilstand proberen iemand uit balans te trekken of te duwen druist dus in tegen het principe  “actie’/reactie” dat in het Tai Jitsu heerst. Het kan zelfs tegen Tori worden gebruikt.

 

Een goede balansverstoring kan pas gerealiseerd worden , indien zowel Uke als Tori in beweging zijn.

 

Houding – Balansverstoring – Inzet – Worp: 4 onderdelen die als één geheel dienen te worden gezien en uitgevoerd.

 

Cor Brouwer

 

Hoorn, 28.05.2015